Geachte aanwezigen en genodigden,
Van harte welkom bij deze 30e herdenking bij het Indië Monument.
Toch bijzonder om even bij deze mijlpaal stil te staan.
Het is ook goed om ons daarbij te realiseren dat dat niet vanzelf gaat. Daarom wil ik graag met name bedanken ons orkest, de scouting die altijd paraat staat, de vliegbasis die telkens ondersteunende diensten levert, de militairen van het 44e Pantser Infanterie Regiment Johan Willem Friso uit Havelte, de gemeente Leeuwarden en in het bijzonder de mensen van de groenvoorziening die ervoor zorgen dat het park er piekfijn uitziet en de andere vrijwilligers die er mee aan bijdragen dat de jaarlijkse herdenking zo vlekkeloos mogelijk verloopt.
De 30e herdenking levert op zich een memorabel moment op maar het is voor de Stichting Indië Monument Fryslân ook daarnaast een bijzonder en enerverend jaar geweest.
Want ik heb de droeve plicht u te melden dat twee bijzondere steunpilaren onder het werk van de Stichting in vele jaren die achter ons liggen, ons ontvallen zijn.
Op 7 januari van dit jaar overleed Douwe Hoekstra die lange jaren zeer secuur zorg heeft gedragen voor de financiële zekerheid van de herdenkingen. Op 22 maart ontviel ons Jakob Hoogsteen, die niet lang daarvoor zijn werk als secretaris had neergelegd maar bijna sinds mensenheugenis de absolute spil in het werk ten behoeve van de herdenking is geweest.
De bijdragen en stimulerende aanwezigheid van Douwe Hoekstra en Jakob Hoogsteen zullen voor altijd tot de geschiedenis van onze Stichting blijven behoren.
Gelukkig zijn wij in staat geweest om voor deze bijna onvervangbare krachten nieuwe mensen te vinden: Tettie Stiemsma als secretaris en Jan de Jong die de financiën beheert. Zij zullen nu de continuïteit van het werk van de Stichting garanderen.
Tot die continuïteit behoort ook dat wij ons bewust zijn waarvoor wij hier staan.
Wij, zoals wij vanavond hier aanwezig zijn, weten dat.
Maar ik merk uit reacties om mij heen dat er af een toe verwarring ontstaat.
Afgelopen 15 augustus vond de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië plaats, u hebt daar misschien wel iets van gezien of over gelezen. Bij die, ook jaarlijks terugkerende herdenking worden de vele slachtoffers herdacht van de Japanse bezetting van het toenmalige Nederlands-Indië.
Onze herdenking, is een andere.
Hier, nu, op de laatste woensdag van augustus, herdenken wij de Friese jongens die in de jaren daarna, van ‘45 tot en met ‘49 in Nederlands-Indië/ Indonesië zijn omgekomen en daarna in Nieuw Guinea.
Ik beklemtoon het nog maar eens, niet voor onszelf maar voor de buitenwacht die in alle gedoe waarmee herdenkingen tegenwoordig gepaard gaan, gemakkelijk een verkeerde indruk krijgt.
“Gedoe”, zei ik, want in onze dagen lijkt praktisch alles wat belangrijk is in onze geschiedenis omringd te zijn door heftig protest en controverse. Natuurlijk was er altijd al discussie over de interpretatie van de geschiedenis waarover de volstrekte en volledige waarheid immers nooit te achterhalen is. Maar in onze tijd worden de tegenstellingen gevoed door vragen naar schuld en verantwoordelijkheid.
Ik vind het altijd lastig om ergens verantwoordelijk voor te zijn, en meer nog schuld op me te nemen, als ik er geen enkel aandeel in gehad heb.
Het gaat dan een beetje als bij voetbalsupporters die glimmend van trots de eer opstrijken als “ze” gewonnen hebben, of -als het hooligans zijn- erop losslaan als “ze” verloren hebben, en dat alles zonder dat zij zelf ook maar één keer een bal hebben aangeraakt; zij waren immers de spelers niet die het deden.
Het zou goed zijn als we in onze beschouwingen over de geschiedenis wat los zouden komen uit wat ik die “supporters-reflex” zou willen noemen. Natuurlijk kan historisch onderzoek tot lastig te verteren conclusies leiden en zeker tot nieuwe discussie aanleiding geven. Als dat bijdraagt aan verdere verdieping van de beschouwing op het verleden is dat zeer wenselijk. Als het leidt tot eindeloze tegenstellingen en elkaar tot het uiterste de maat nemen bij alles wat herdacht of gememoreerd wordt, dan trekt er een mist op vanuit de beleving van nù, die vooral het zicht op de werkelijkheid van tòen belemmert.
Uiteindelijk is daar niemand bij gebaat.
Zo staan wij hier dan en gaan onze gedachten bij de herdenking uit naar de jongens die ginds onder gevaarlijke en akelige omstandigheden, nog pas aan het begin van hun leven, zijn omgekomen.
Dat hoeft voor niemand iets weg te nemen van deernis met de Indonesische slachtoffers en treurnis over hoe de zaken verlopen zijn.
Voor ons is het belangrijkste voor wie wij hier bijeen zijn.
Met vriendelijke groet,
Roel Sluiter
Toespraak ter gelegenheid van de herdenking van de Friese soldaten die zijn omgekomen in Nederland-Indië/Indonesië in de periode 1945-1949 en in Nieuw-Guinea.
Geachte aanwezigen,
Het is bijzonder dat de Friese gemeenschap de Friese militairen die zijn omgekomen in voormalig Nederlands-Indië en in Nieuw-Guinea jaarlijks herdenkt in een eigen bijeenkomst en op een eigen tijdstip. Dat steunt de families van de omgekomen militairen, getuigt van grote gemeenschapszin en stemt tot nadenken. De omgekomen Friese jongens maken deel uit van ons bestaan en zijn vanuit onze samenleving in omstandigheden gekomen die zij met de dood hebben moeten bekopen. Zij hebben het hoogste offer gebracht.
Het verdriet, dat dit met zich meebrengt, voelen we allemaal zoals wij hier staan, in het front van alle namen.
Herdenken is voor mij allereerst het denken aan de personen die zijn omgekomen. En daarmee het herdenken eerst los te maken van de grote context waarin oorlogen plaatsvinden, los te maken van de politieke omstandigheden maar vooral te concentreren op wie de gevallen militairen waren, hoe hun levens eruitzagen en in welke omstandigheden zij terecht waren gekomen.
Hoe meer wij inzoomen op de personen achter de namen, hier op het monument, hoe intenser de verbinding wordt.
Gerben Dijkstra, Willy van Kammen en Durk Brouwer, zo maar 3 namen.
Grenadier Gerben Dijkstra, boerenknecht uit De Hommert stierf op 30 oktober 1949. Gerben kwam uit een schippersfamilie. Hij was een wat in zichzelf gekeerde jongen die meteen na de lagere school lytsfeint was geworden op een boerderij in Koufurderrige. Hij voelde er niet voor om naar Indië te gaan maar zei ook: at ik moat, dan gean ik, want de oare jongens binne ek gien. En dy lit ik net in’e steek. Soldaat Gerben Dijkstra reisde af.
Zijn bataljon bevond zich in Djatibarang op Midden-Java. Het bataljon werd aangevallen door meer dan 200 tegenstanders. Op de moeizame terugtocht is Gerben van uitputting in elkaar gezakt. Aanvankelijk konden zijn kameraden hem niet meenemen. Ze zijn later teruggegaan en hebben hem teruggevonden in een suikerrietveld. Gerben werd 23 jaar.
Hij ligt begraven op het ereveld Candi in Semarang.
Motorordonnans Wilhelm (roepnaam Willy) van Kammen uit Oudebiltdijk stierf op 10 februari 1947 op 21-jarige leeftijd. Willy van Kammen (officieel Wilhelm, te danken aan een Duitse moeder) kwam uit een gezin met 7 kinderen, hij had 6 zusters. Hij was jong getrouwd met Knierke Sinnema, het paar had een dochter, Anneke. Willy liep met zijn motor op 10 februari in een hinderlaag bij Boedjoe Menteng. Hij had geen schijn van kans. Willy ligt begraven op het Ereveld Menteng Pulo in Jakarta.
Durk Brouwer uit Idzega., soldaat 1e klas, kwam op 22-jarige leeftijd om het leven op 12 november 1949. Durk kon goed leren, had zijn mulodiploma en een kantoorbaan bij rijwielbedrijf Schootstra in Joure. Durk had stevige verkering met Bea Attema. Nederland en Indonesië waren het al eens geworden over de soevereiniteitsoverdracht, er was al een staakt het vuren overeenkomst. Durk had kantoorwacht, er stonden geen wachtposten voor het gebouw. Onverwacht werd hij overvallen door enkele leden van het Indonesische leger. Durk overleefde de overval niet. Durk ligt begraven op het ereveld Leuwigadja te Cimahi in Vak 4 nr. 209.
Voor mij persoonlijk is dit ook bijzonder omdat in het naastliggend vak op hetzelfde ereveld, vak 5 op nr. 473 het stoffelijk overschot ligt van Petrus Weesie. Petrus Weesie was KNIL militair en overleefde het Jappenkamp niet. Hij overleed op 9 april 1945 op 61-jarige leeftijd. Hij was een broer van mijn grootmoeder. Ik ben naar hem vernoemd.
Het is belangrijk te beseffen dat de jongens die als vrijwilliger gingen of als dienstplichtig militair werden uitgezonden al veel hadden meegemaakt. 5 jaar leven in oorlogsomstandigheden als opgroeiende jongeling, soms vanuit de gedwongen arbeid in de fabrieken in Duitsland, of vanuit de onderduik, vanuit het verzet of vanuit de directe dreiging van de Duitse bezetting en de economische armoede vormde de blik op de wereld van de jongeren. Voor de dienstplichtigen was het geen vrije keus, er kwam een oproep van de regering en men moest gaan. Voor de vrijwilligers lag het anders. Men tekende als vrijwilliger om in eerste instantie Indië te bevrijden van de japanners. Zo werd het Friese bataljon gevormd.
De jongens die vrijwillig tekenden voor Indië zagen zeker ook wel het avontuur, de spanning, maar ze waren vooral gemotiveerd om Nederlands-Indië te redden.
Een treffend voorbeeld is Harke Hibma uit Sexbierum. Harke was in de oorlog lid van de Seisbierrumer Fersetsgroep. Hij vertelt het in het boek van Hielke Speerstra ‘Op klompen troch de Dessa’ hierover het volgende. Citaat: “Tidens de befrijing bekrûpte my in gefoel dat ik in skuld yn te lossen hie. It wiene dy tûzenen jonges út Kanada dy’t harren heechste offer foar ús frijheid brocht hiene. By harren thús, heech in Kanada, wie it ek Frede, mar sy giene wol. Foar ús freiheid. Oft dat terjochne wie of net, myn beslút om frijwillich nei Indië te gean is dêr hiel bot troch beynfloede”.
Wisten ze wat ze deden, wat hen te wachten stond?? Neen natuurlijk. Hadden ze een idee wat er zich werkelijk afspeelde in Indië, nee natuurlijk Maar (net als de Kanadezen), ze gingen wel.
Dames en heren,
Iedere oorlog is een vuile oorlog. Zonder uitzondering.
Vrijwel alle Friese jongens die in de strijd in toenmalig Nederlands-Indië overleefden, kwamen er gehavend uit. Omdat ze kameraden hadden verloren, in slechte omstandigheden verkeerden en vaak onontkoombaar in situaties werden gezogen waartegen het geweten uiteindelijk niet was opgewassen.
Eenmaal terug in Friesland was er weinig begrip voor wat zij hadden doorgemaakt. En Typisch Nederlands (en zeker Fries), er werd ook in eigen kring niet meer over gesproken. Pas toen het niet anders meer kon, als het juk van het verleden te zwaar werd, soms na tientallen jaren en vaak met behulp van een deskundige, werd verteld over de afschuwelijke momenten die werden meegemaakt. Kwam ook de spijt en soms de schaamte over het eigen handelen.
Veel teruggekeerde militairen waren voor het leven getekend.
Nu, terugkijkend, kunnen we vaststellen dat wat toen werd gezien als politieke realiteit achteraf opnieuw van een oordeel is voorzien. Tot op de dag van vandaag hebben nieuwe inzichten onze blik op het verleden beïnvloed.
De geschiedenis is in de afgelopen 70 jaar verschillende keren herschreven. Wat vaststaat is dat de politieke rafelranden waarmee Nederlands-Indië overging naar Indonesië diepe sporen hebben getrokken: bij de families van de omgekomen militairen, bij de Molukkers, bij de Indiëveteranen, bij onze samenleving en vergeet niet, ook bij de Indonesiërs.
Het gesprek dat ik hierover had met mijn dorpsgenoot en Indiëveteraan Adri Pieterse, gezegend met een scherp inzicht en een ijzeren geheugen, gaf mij een directe inkijk in hoe dit toen werd beleefd.
Wij, zoals we hier bij elkaar zijn, zijn natuurlijk niet verantwoordelijk voor wat zich in de overgang van Nederlands-Indië naar Indonesië heeft afgespeeld. Maar we zijn er wel mee verbonden. Vanuit die verbinding is er zeker wel een verantwoordelijkheid lessen te trekken uit de geschiedenis en te plaatsen in deze tijd.
De verschrikkingen van een oorlog zien we nu ook dichterbij in Oekraïne. De oorlog in de Oekraïne drukt ons met de neus op de feiten en brengt ons ook voor keuzes. Hoever zijn we bereid te gaan in onze steun aan Oekraïne, welke offers zijn we bereid te brengen, welke risico’s we bereid zijn te lopen en hoe kunnen we bijdragen aan een vreedzame samenleving.
Het kennis dragen van onze eigen geschiedenis is essentieel voor het kunnen beantwoorden van deze vragen.
Het is juist nu belangrijk om hierover na te denken, over de betekenis van vrede over hoe we de vrede kunnen bewaren en bewaken. Er is voor mij maar één weg: de weg van de dialoog, het samen praten, oog hebben voor de positie van anderen, accepteren en respecteren dat we niet gelijk zijn en standvastig zijn in het zoeken naar vreedzame oplossingen.
Wij vormen de werkvloer van de samenleving, bij ons begint het. In die zin dragen ook wij -in ons eigen domein- verantwoordelijkheid. En daarmee zijn we weer terug bij waar voor we hier bijeen zijn. Het herdenken van de omgekomen militairen, waarvan de namen op dit monument zijn in gebeiteld. Zij maken deel uit van ons bestaan, horen bij ons en zijn vanuit onze samenleving in omstandigheden gekomen die zij met de dood hebben moeten bekopen. Zij hebben het hoogste offer gebracht. Dat zij mogen rusten in vrede.