Toespraak van voorzitter dhr. Roel Sluiter

 

Uitgesproken bij de herdenking op 27 augustus 2025

 

Iedereen een goedenavond en hartelijk welkom bij de herdenking van de gevallenen in voormalig Nederlands-Indië in de periode 1945-1949.

 

Als we de Friese jongens herdenken die in deze periode niet meer naar Nederland terugkeerden maar begraven liggen op verschillende begraafplaatsen in het verre Indonesië, dan hebben we het over een uiterst onrustige tijd waar voor de mensen van toen een grote onzekerheid heerste.

In Europa was de Duitse agressor verslagen en in Azië was Japan na verbeten strijd uiteindelijk door twee atoombommen op de knieën gedwongen.

Maar dat betekende noch hier, noch daar dat er alleen maar rust en vrede heersten.

Het was wereldwijd een tijd van grote onrust en belangenstrijd over hoe het met die ogenschijnlijk herwonnen wereld verder moest. Dat vijanden waartegen de hele wereldgemeenschap zich had gekeerd verslagen waren, betekende op datzelfde moment dat zich overal op de wereld nieuwe machtsstrijd ontwikkelde.

 

Wij, in onze tijd, nu, in deze jaren, zeker vanaf februari 2022 toen Rusland Oekraïne binnenviel en sinds 7 oktober 2023, de Hamasaanval op Israël en sindsdien de gevangen gijzelaars en de gruwelijkheden in Gaza, wij, in onze tijd nu, denken weleens dat het uniek is wat er aan onvoorspelbaars om ons heen spoelt.

Dat is ook logisch. Hoe onrustig en gewelddadig het na het einde van de tweede wereldoorlog ook was, wij kennen de uitkomst, we weten wat er gebeurd is en het ligt hoe dan ook achter ons. Hoezeer wij ook op dit moment de behoefte hebben om terug te kijken en te herdenken. De mensen toen, en wij nu, we zijn waarschijnlijk even ongerust.

Dat verbindt toen met nu. En met alles wat ertussen ligt.

 

En dat brengt ons op het volgende.

Wij realiseren ons dat van de daadwerkelijk betrokken militairen uit 1945-1949 er bijna niemand meer in leven is. Dat betekent niet dat herdenken minder belangrijk wordt of dat er verder geen belangstelling meer is.  Integendeel, u bent hier vanavond niet voor niets!

Maar wij zien wel dat het aantal donateurs terugloopt en hoe dan ook is het zo dat als wij niets doen, dat dan het bestaan van onze Stichting en de herdenkingen bij dit Monument binnen afzienbare termijn zullen ophouden.

Dat zou betekenen dat de Friese militairen die hier op ons monument genoemd worden, niet meer herdacht zullen worden.

Dat is niet wat we willen.

Daar komt nog iets anders bij. Ik had het al over de tijden die toen en nu onrustig waren. Maar, het klinkt haast een beetje flauw, de tijden ertussenin waren óók niet rustig en er zijn tal van missies uitgevoerd waarin Nederlandse militairen naar verafgelegen gebieden zijn gestuurd, denk aan Nieuw-Guinea (dat we hier ook altijd meenemen maar waar niemand uit Fryslân omgekomen is), ik noem Korea, maar denk ook aan Libanon, Joegoslavië, Afghanistan en Mali, om slechts een greep te doen. 

Bij al deze acties samen zijn aanzienlijk minder Nederlandse militairen omgekomen dan in Indonesië en dat geldt zeker ook voor het aantal Friezen. Maar het is natuurlijk niet zo dat bij herdenken alleen het getal telt.

Daarom hebben we als Stichting besloten dat we vanaf volgens jaar ook de gevallen Friese militairen bij missies nà ’49 zullen herdenken. Daarvoor komt er dan ook een uitbreiding van het monument, net los ervan en in omvang bescheiden. Daarvoor hebben we een kunstenaar opdracht gegeven een ontwerp te maken en we zijn nu bezig alle formaliteiten en de middelen te regelen.

En ik kan u verzekeren dat dit goed gaat komen.

Bovendien is het zo, dat als we er een herdenking van alle omgekomenen van na ’45 van maken, het zeker niet ondenkbaar is dat het gezien de huidige onrust in de wereld, paradoxaal genoeg, een ‘levend’ monument zal worden waarbij we misschien, zonder daar een moment naar uit te kijken, ook nieuwe gevallenen zullen herdenken.

 

Zo verbinden we, zoals ik hierboven in iets ander verband al zei, toen met nu en alles wat daartussen ligt.

En: er blijft ook in de toekomst als het ware geactualiseerde aandacht voor de herdenking van onze Friese jongens waarvan de namen op ons monument staan.

 

Een grote verandering, dat besef ik, maar dus ook juìst gericht op continuïteit, op de voortzetting òòk van de herdenking zoals we die kennen.

Vorig jaar heb ik ons voornemen in mijn welkomstwoord ook al genoemd en daar zijn toen veel positieve reacties op gekomen. Het afgelopen jaar hebben we de nodige concrete stappen gezet en de verwachting is dat we het volgend jaar onze herdenking opnieuw bij ons monument houden, maar dan staat er een nieuw monument naast en is onze thematiek verbreed.

 

Dit wilde ik u vandaag graag meedelen.

 

Ik wens u een mooie herdenking.


Toespraak van onze gastspreker de heer T.J van der Zwan

Uitgesproken bij de herdenking op 27 augustus 2025

 

Beste mensen,

De Indische schrijver Eddy du Perron omschreef onze koloniale geschiedenis in zijn roman “Het land van herkomst” als een uiterst ingewikkelde samenloop van omstandigheden. Hij schreef dat in 1935 en de geschiedenis heeft ons geleerd dat die samenloop van omstandigheden daarna alleen nog maar ingewikkelder en pijnlijker is geworden.


Die ingewikkeldheid zie je, tachtig jaar na de capitulatie van Japan, goed terug in de grote verscheidenheid aan Indië herdenkingen die deze maand overal in ons land worden gehouden.

Op 15 augustus is er natuurlijk de Nationale Indië herdenking, waar we stil staan bij het einde van de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden. En we alle slachtoffers van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië gedenken.


Een dag later, op 16 augustus, vindt sinds enkele jaren in Amsterdam, bij het Monument Indië – Nederland, de zogenaamde “Dekoloniale Herdenking” plaats. Daar staat een jongere generatie stil bij de gruwelijkheden die in bezet Nederlands-Indië hebben plaatsgevonden of die daarmee verband houden. Het betreft hier de koloniale tijd, de Japanse bezetting, maar ook de heftige tijd daarna met de Bersiap periode en de zogenaamde politionele acties.


Op 17 augustus wordt op meerdere plekken in ons land door jongeren met Indonesische wortels de onafhankelijkheid van Indonesië gevierd. Zij willen daarmee vooral de hedendaagse Indonesische cultuur onder de aandacht brengen, omdat ze vinden dat die teveel overheerst wordt door het Nederlands historisch narratief.


En dan zijn er, op steeds meer plaatsen in ons land, regionaal en lokaal getinte Indië herdenkingen zoals vandaag hier in Leeuwarden, waar we samen speciaal de 168 Friese soldaten herdenken die in de periode 1945 – 1949 hun leven lieten.

In mijn tijd als burgemeester van Heerenveen herdachten we elk jaar op 15 augustus de militairen uit de gemeente die in de periode na de capitulatie van Japan zijn gesneuveld. Maar die 15e augustus was natuurlijk niet voor niets gekozen. We herdachten even goed alle slachtoffers van de Japanse bezetting. En we stonden ook stil bij de ingewikkelde en duistere kanten van onze koloniale geschiedenis. Kanten die de afgelopen jaren door onderzoek steeds scherper en pijnlijker aan het licht kwamen.


Ook ikzelf kom voort uit die uiterst ingewikkelde samenloop van omstandigheden die onze koloniale geschiedenis vormt. Van geboorte en opvoeding onmiskenbaar een Hollander, zo noemen ze mij hier in Fryslân ook, maar daarnaast gezegend met een Aziatisch uiterlijk. De familie van mijn moederskant was sinds generaties geworteld in Nederlands-Indië. Dat beschouwden ze als hun land van herkomst, hun moederland. Bij ons thuis werd naast 4 mei toch vooral 15 augustus met eerbied herdacht. Want dat was het echte einde van de Tweede Wereldoorlog. Dat er pas in 1988 een nationaal monument en een landelijke herdenking kwam heeft mijn moeder altijd gegriefd.


Men heeft het vaak over het “Indisch Zwijgen”: Ouders vertelden kinderen en kleinkinderen weinig over hun oorlogstijd in Indië. Mijn moeder was daarop een uitzondering. Bij de Indië herdenkingen komen de verhalen die ze vertelde en de gesprekken die we met elkaar hadden eigenlijk als vanzelf naar boven. Als middelbare scholier had ik felle discussies met mijn moeder en mijn oma over de atoombommen op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki. Ik stak mijn afkeuring en onbegrip daarover niet onder stoelen of banken. Het was de tijd van de grote demonstraties tegen de oorlog in Vietnam. Van Amerika moesten we sowieso niet veel hebben.  Maar mijn moeder stelde met grote overtuiging dat die atoombommen haar leven en het leven van mijn grootouders hebben gered. En ik zonder die bommen het levenslicht nooit had gezien. Einde van discussie!


Thuis werden Japanners “Jappen” genoemd. Japanse spullen kwamen ons huis niet in. Dat betekende geen Japanse elektronica en geen Japanse auto’s. En ik mocht met elke vriend of vriendin thuiskomen, zolang ze maar niet uit Japan kwamen. Toen de Japanners op 1 maart 1942 Java binnenvielen woonde mijn moeder in Bandung, het Parijs van Indië. Een elegante stad met mooie huizen, gelegen op de Preanger hoogvlakte met een voor Europeanen heerlijk klimaat.

 Als jong meisje zag ze het Japanse leger dat paradijs binnen marcheren. “Kleine, rare mannetjes met kromme benen”, zo beschreef ze dat later.


Het gezin van mijn moeder heeft meer dan drie jaar in verschillende interneringskampen op Java gevangen gezeten. Vlak na de bevrijding, in de Bersiap-periode, is haar jongere zusje overleden. De kampjaren waren zware jaren met honger, ziektes, mishandelingen en onzekerheid. Ook het lot van mijn opa, die in een ander kamp zat, was onduidelijk. Maar het meest van al sprak mijn moeder over de gevoelde vernederingen. Urenlang op appel staan in de Tropenzon. En altijd maar weer dat diepe buigen wanneer je een Japanner tegenkwam. En het afranselen wanneer je dat niet diep genoeg deed.

De stereotype beschrijving van de Japanners soldaten en de ervaren diepe vernederingen kwamen in de verhalen van Indische mensen na de oorlog vaker voor. Rudy Kousbroek, die zelf als kind in het kamp zat, legt in zijn boek “Het Oostindisch kampsyndroom” hier een directe relatie met de op kleur en ras gestoelde samenleving in Nederlands-Indië. Hoe blanker, hoe hoger op de maatschappelijke ladder. Een bekend gezegde uit die tijd luidde: “hoe meer pigment hoe minder payment”. En bij het zwembad in Bandung, waar mijn moeder als kind altijd zwom, stond een bordje met “verboden voor honden en inlanders”.


Mijn oma, gezegend met een mooie bruine huid, maar een typisch product van die Indische samenleving, adviseerde haar dochters vooral te trouwen met een blanke man, “om zo je positie te verbeteren”.  En toen mijn moeder op 15 september 1946 voor het eerst van haar leven voet aan wal zette in Nederland, was het voor haar een grote schok daar blanke mannen te zien die de straat veegden en het vuilnis ophaalden. Zo “kashian”, zo zielig vond ze dat in haar kinderlijke onschuld.

Dit soort stereotypen en gevoelens van raciale superioriteit, waarbij de ander vanwege afkomst en huidskleur als minder en onvolwaardig wordt gezien, was gemeengoed in de Indische samenleving en is in die tijd mede bepalend geweest voor het Nederlands koloniaal beleid. Zo bestond er in  Den Haag lang de overtuiging dat de Indonesiërs nog niet rijp waren voor zelfbestuur.


Tijdens mijn studententijd in Leeuwarden heb ik met mijn moeder en oma een reis naar Indonesië gemaakt. Voor het eerst sinds zij in 1953 Indonesië definitief verlieten zagen zijn hun land van herkomst terug. Mijn oma vond het vroeger allemaal veel beter: zij zag een land dat zij niet meer herkende en ook niet meer wilde kennen. Haar persoonlijkheid was te diep geworteld in die koloniale samenleving van toen. Om met het recente boek van Michel Maas te spreken: “Zij ging naar Indonesië om Nederlands-Indië te vergeten”. Op mijn moeder had die koloniale tijd al minder vat. Zij vond het volstrekt begrijpelijk en terecht dat Indonesiërs hun eigen land hadden vormgegeven, ook al was daardoor het land van haar jeugd verdwenen.


Dat Nederland, als het gaat om onze koloniale geschiedenis en de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië, aan de volstrekt verkeerde kant van de geschiedenis stond, kon ze, als ze wat afstand nam van haar persoonlijke belevenissen, wel bevatten en erkennen. Maar het bleef een gevoelig thema. Mijn moeder kende de verhalen rond kapitein Westerling. Maar dit waren volgens haar vreselijke incidenten, voortkomend uit het karakter van die “rotvent”. De Nederlandse jongens kwamen daar om orde en veiligheid te brengen. En probeerden dat zo goed mogelijk te doen.


Mijn moeder heeft geen kennis meer kunnen nemen van latere onderzoeken, zoals dat van Rémy Limpach, waaruit onomstotelijk blijkt dat het niet alleen Westerling was, maar dat er door het Nederlandse leger op veel grotere schaal werd gemoord en gemarteld. En dat onschuldige Indonesische burgers van dat onbegrijpelijke geweld het slachtoffer werden. Alsof hun leven minder waard was. De laatste Indië herdenking die mijn moeder meemaakte was die van 2011. Ze had toen de mentale moed haar eigen koloniale geschiedenis in een breder perspectief te plaatsen. Met het Japanse volk kwam zij uiteindelijk min of meer in het reine. Zeker nadat ze begreep dat Japan in haar grondwet had vastgelegd nooit meer oorlog te zullen voeren. En over die atoomboom werden we het uiteindelijk wel eens: “Die mag echt nooit meer vallen!”


Maar, beste mensen, tachtig jaar nadat twee atoombommen dood en verderf zaaiden in Japan woedt er een verschrikkelijke oorlog in Oekraïne. En voelen we hier weer de dreiging van nucleair geweld. En tachtig jaar nadat mensen in Duitsland en Azië uit vernietigings- en interneringskampen zijn bevrijd ziet de wereld hoe de staat Israël Palestijnen opsluit in het kamp Gaza. En de bevolking dag in dag uit bombardeert en beschiet en ze stelselmatig voedsel en medicijnen onthoudt. Alsof hun leven geen waarde heeft. Zo ferm als we als Nederlandse staat staan voor de vrijheid van Oekraïne, zo hard en ferm zouden we ook moeten opkomen voor de met genocide bedreigde burgers in Gaza. Herdenken van het verleden verlangt immers ook handelen in het heden!


Vanuit dat perspectief, waarbij wij onze ogen niet sluiten voor het heden, herdenken wij 168 jonge Friezen die in Nederlands-Indië hun leven lieten. Zij dachten daar vrede en veiligheid te brengen en offerden daarvoor het hoogste en dierbaarste wat een mens heeft: zijn leven.


Beste mensen,

Ieder heeft bij de Indië herdenkingen zo zijn eigen persoonlijke gedachten. Dat is begrijpelijk, want onze koloniale geschiedenis is zeer ingewikkeld en heeft vele kanten.


Mijn kant heb ik vanavond met u proberen te delen.